Polranny — sonnetten
door Joost Bruins
In Ierland heb ik voor het eerst sinds lange tijd weer gedichten geschreven. Het Polranny huis was daarvoor een geweldige plek, hoop dat ik er nog eens terug zal komen.
Keem
De dolfijnen in de kleine baai van Keem
Verschijnen uit het niets, ze komen op en gaan weer onder
Ze zwemmen grillig en alleen een klimmer ziet
De vinnen in de richting van hun verre doel bewegen.
Zo is het ook met de herinnering aan haar
Op plekken hoog en weids zoals de kliffen daar
Verschijnen als die vinnen soms de ogenblikken
Waarop ze lachte, open was, de toekomst voor zich zag.
Maar in de uitgestrekte netten van de vissers
Raken verward behalve vissen ook dolfijnen
Zij sterven onder water dan een nodeloze dood.
Ik heb haar niet kunnen vertellen hoeveel ik van haar hield
De netten van het lot verstrikten haar en hebben
Haar doen zinken naar de bodem van de tijd.
Slievemore
Het dorp verbrokkelt op de helling
Een touringcar houdt stil, stroomt leeg
Gejoel, geschreeuw, de resten van de huizen
Worden in bezit genomen zonder gêne, enthousiast.
Alles wat omhoog getild wordt valt tenslotte
Naar beneden, huizen worden stenen, rollen weg
Zodra de adem van het leven de keien heeft verlaten
Houdt niets ze nog bijeen en krijgt de wind vrij spel.
De mensen die hier sliepen keerden niet meer terug
Als geesten gingen ze aan boord, begonnen zo
Hun hachelijke reis, als nageslacht.
Ontelbaar en verspreid, ontwaken zij
Met veel lawaai en grappen over slapeloosheid
En blazen adem in het dorp, als alles maar voor even.
Polranny
Op dagen kil en mistig zoals deze
Ligt het schiereiland er onherbergzaam bij
Pas in het grote huis kom ik tot leven
Waarlijk oase in een onbestemde woestenij.
In deze tuin, omringd door hoge bomen
Raak ik bevriend met merels en het suizen van de weg
Beschut door dikke muren en gebatikte gordijnen
Praat ik met haar, en hen, en daarna met mijzelf.
Het huis hoort alles, heeft voor mij bewaard
Als brokken turf die warmte geven tijdens koude dagen
De dingen die we delen, en dat wat ons verbindt.
Het zwiepen van de toppen van de bomen
Verraadt de wind van zee, ik draai mij nog eens om
Vol van wat was en is en nog zal komen.
Joost Bruins (Oss, 1967). Polranny -Sonnetten zijn drie nieuwe composities van de dichter Joost Bruins (1967). Zij kwamen tot stand tijdens zijn verblijf in Polranny. In 1996 won Joost Bruins de Dunya Poëzie Prijs met: Ik wil geen ode brengen, nooit.